De Nederlandse overheid heeft besloten om de gaskraan in Groningen dicht te draaien voor 2030. Veel Nederlanders zijn bang dat de transitie naar gasloos en de uitvoering van het klimaatakkoord tot grote kosten leidt. Maar de transitie naar gasloos biedt ook kansen om de energierekening te verlagen, zeker voor bestaande utiliteitsgebouwen. Hoewel gasloze gebouwen veel potentie bieden om energiekosten te besparen, is de uitvoering hiervan zeker niet gemakkelijk. Om hierin te helpen laten we een stappenplan zien waarmee binnen 5 stappen bestaande utiliteitsgebouwen op rendabele wijze van het gas af kunnen komen. Hiermee nemen bedrijven een belangrijk gedeelte van de financiering van de transitie naar gasloze gebouwen op zich, maar kunnen zij zelf ook een hoop geld besparen.
De belangrijkste stap om van het gas af te komen is om allereerst een goed plan op te stellen. Hierin staat hoe en wanneer er duurzame maatregelen getroffen moeten worden. Door maatregelen om van het gas af te komen mee te nemen in het meerjaren onderhoudsplan (MJOP), kun je van een MJOP een Gasloos MJOP maken (GMJOP).
Niemand is erbij gebaad dat gebouweigenaren, beheerders of gebruikers onnodig veel moeten investeren in hun gebouw of dat ze een hogere energierekening krijgen door het treffen van duurzame maatregelen. De meerinvesteringen van duurzame maatregelen zijn over het algemeen klein ten opzichte van de energiebesparingen, zolang de maatregelen op een “natuurlijk moment” ingepland worden. Als bijvoorbeeld het dak of de verlichting aan vervanging toe zijn, is naisoleren of LED verlichting plaatsen zeer rendabel. Door de maatregelen goed in te plannen, kunnen duurzame maatregelen goedkoper worden geïmplementeerd.
In het GMJOP zou het optimaliseren van het huidige gebruik altijd als eerste ingepland moeten worden. Dit is ook in lijn met de bekende trias energetica om eerst de quick wins door te voeren met een terugverdientijd van minder dan drie jaar. Onze ervaring is dat bij de meeste gebouwen 10-15% op de energierekening bespaard kan worden door de huidige installaties efficiënter in te zetten. Echter geldt niet voor elk gebouw dat er zoveel te besparen valt door het gebruik te optimaliseren. Om zonder al te veel moeite het besparingspotentieel van een gebouw vast te stellen heeft CFP in samenwerking met de ING de energierobot gelanceerd. De energierobot leest automatisch het energieverbruik uit bij de slimme meters en vindt automatisch het besparingspotentieel door gebouwinstellingen te optimaliseren. Met behulp van actief energiemanagement kan dit besparingspotentieel ook daadwerkelijk gerealiseerd worden.
Voor het gros van de panden die gebouwd zijn vóór 1992 is het belangrijk om eerst het gebouw goed te laten isoleren voordat er verdere maatregelen getroffen worden. Ga vooral geen warmtepompen plaatsen bij een slecht geïsoleerd pand, want dit is dweilen met de kraan open. Als er een spouwmuur aanwezig is die nog niet is geïsoleerd, dan is het een no-brainer om de spouwmuur zo snel mogelijk na te isoleren. Het is echter lastig voor een groot aantal panden om de gebouwschil (vloer, gevel en dak) na te isoleren. Denk hierbij o.a. aan:
In veel gevallen zou de binnengevel of het dak van binnenuit nageïsoleerd kunnen worden, maar dit zijn de duurste en minst besparende manieren om gebouwen na te isoleren. Daarbij heeft ook de gebouwgebruiker veel last van de werkzaamheden. Voor panden die niet makkelijk nageïsoleerd kunnen worden, is het raadzaam om te wachten tot een natuurlijk moment om het de gebouwschil aan te pakken. Panden die gebouwd zijn voor 1992 geldt dat op een gegeven moment onderhoud nodig is en/of het aanzicht van deze panden verbeterd kan worden. Dit onderhoud moet in het GMJOP opgenomen worden en isolatie kan het beste gelijktijdig meegenomen worden.
Wanneer het ontwerp voor de gebouwschil klaar ligt, kan gekeken worden naar een passende energiedrager. Hierin zijn verschillende opties mogelijk:
Wanneer er gekozen wordt voor all-electric, houtpellets of bodemenergie, dan is er geen afhankelijkheid van ontwikkelingsplannen van derden. De energiedragers horen bij het gebouw en zijn niet afkomstig van externe bronnen. De keuze voor biogas, waterstof of warmtenetten als energiedrager gaan echter wel gepaard met ontwikkelingsplannen van derden. Deze keuze is dus afhankelijk van bijvoorbeeld gemeenten m.b.t. gebiedsontwikkeling of externe investeerders in bijvoorbeeld biogasprojecten.
Om de juiste keuze te maken bij het realiseren van gasloze gebouwen zou eerst gekeken moeten worden naar de ontwikkelingen rondom het pand. Vragen als “Wat zijn de plannen voor biogascentrales in de regio?” of “Wordt er een warmtenet aangelegd of verder uitgebreid?” helpen om de businesscase rond te maken.
Wanneer het warmtenet beschikbaar is of in de toekomst wordt uitgebreid, kunnen meestal de bestaande systemen gebruikt worden. Bijvoorbeeld radiatoren die eerst gevoed werden door een CV ketel en nu gevoed worden door een warmtenet.
Wanneer bovenstaande opties zijn uitgesloten, wordt gekeken naar energiedragers die gebouwgebonden zijn.
In deze fase in de transformatie naar gasloze gebouwen is de keuze voor een passende installatie voor de energiedrager van belang. Als voorbeeld geven we een renovatieproject op Terschelling waaraan CFP heeft bijgedragen, namelijk hotel de Walvisvaarder. Hier is nagedacht en gekeken om een bestaand gebouw toekomstbestendig te renoveren.
Bij dit project speelde meerdere factoren een rol, waaronder comfort van de gasten, maar ook de omgevingsplannen. Hierdoor is gekozen voor een hybride warmtepomp. Om het comfort te garanderen tijdens koude winterdagen kan de cv ketel bij verwarmen. Hierbij hebben we er rekening mee gehouden dat het gebouw in de toekomst helemaal gasloos kan worden. Om dit te garanderen draait het huidige systeem al op lage temperatuur middels vloerverwarming.
Daarnaast biedt het bestaande leidingnetwerk de mogelijkheid om overtollige windenergie van de Noordzee om te zetten naar waterstof. Waterstof kan in de toekomst gebruikt worden ter vervanging van aardgas. Daarnaast zijn verschillende eilanden bezig met de productie van biogas.
We hebben in dit artikel laten zien hoe men in 5 stappen gasloze gebouwen kan realiseren. We raden aan om niet direct in duurzame installaties te investeren, maar eerst een goede planning te maken. Daarna is het van belang om het huidige energiegebruik te optimaliseren, goed te isoleren en inzicht te krijgen in wat de omgevingsplannen plannen zijn om gebouwen van het gas af te halen. Als laatste stap kan men investeren in duurzame installaties, bij voorkeur op een “natuurlijk”moment. Zo wordt van het gas af in 2030 een haalbaar en rendabel.